De dressuurzit van de ruiter is het belangrijkste onderdeel van het goed rijden.
De ruiter moet proberen in het zwaartepunt te zitten zodat hij/zij zo min mogelijk het evenwicht verstoord. Dit is enerzijds van belang voor het paard, om het ruggebruik en daarmee het goed gaan te bevorderen en anderzijds is het van belang om een goede basis te leggen voor het geven van de been- en teugelhulpen.
De teugelhulpen dienen volledig onafhankelijk van de zit te functioneren. Er is geen enkele situatie waarbij de zit beïnvloed mag worden door de teugelhulpen of andersom. De kuit moet kunnen aanliggen en constant contact houden met het paardenlichaam, hetgeen alleen mogelijk is met een afhangend bovenbeen. Het bovenbeen op haar/zijn beurt kan alleen afhangen bij een een zit die stabiel rust op de zitruit.
In de wat oudere boeken wordt vaak geschreven over de zitdriehoek. Uitsluitsel over welke driehoek het gaat is er niet aangezien die varieert tussen de beide zitbeenknobbels en de stuit of de uitlopers van het schaambeen. Alhoewel ik zelf heb geleerd dat het ging om de uitlopers van het schaambeen, kan ik goed meegaan in de theorie dat we vandaag spreken over de zitruit. Gevormd door de beide zitbeenknobbels, de uitlopers van het schaambeen en de stuit. Lichaamsbouw en zadel zullen een rol spelen bij de persoonlijke keuze om een stabiele zit te ontwikkelen op drie of vier punten, zodat de overige hulpen goed gegeven kunnen worden en het bovenlichaam steeds in overeenstemming met het zwaartepunt is.
De beugellengte speelt uiteraard ook een rol bij het onderhouden van een goede zit. De stelregel is dat de beugel zich ter hoogte van de enkel moet bevinden bij een afhangend been. Let daarbij op dat het been niet zover afhangt dat de zitbeenknobbels uit het zadel komen.
Te korte beugels leiden tot een stoelzit; te lange beugels tot een spreidzit. Beide verstoren het evenwicht en daarmee de mogelijkheid om goed te rijden. Het bovenbeen hangt ontspannen langs het paardenlichaam, de knie losjes aangesloten door het licht naar binnen draaien van de voet die met de bal in de beugel rust. De enkel veert door en de kuit is in constante verbinding met het paardenlichaam.
Het bovenlichaam recht boven de stabiele zit, de schouders – boven de heupen – naar achteren en af laten hangen. De bovenarmen langs het bovenlichaam, de handen op gelijke hoogte gedragen met een licht naar buiten gebogen pols waarbij de pinken iets dichter bij elkaar zijn dan de duimen, de nek tegen de boord en de kruin als hoogste punt
Een goede houding en zit is van belang om de juiste hulpen te geven en plezierig te kunnen rijden. De dressuurzit is dynamisch en heeft derhalve voldoende onderhoud nodig waarbij het bovenstaande kan helpen.
Evert Brooijmans
Deel dit: