Deze stelling is de grondslag voor al het rijden. Wat wordt er mee bedoeld en hoe controleer ik dat? Op die vraag probeer ik hier een antwoord te geven.
Voorwaarts is zeker niet het door de rijbaan jagen van het paard. Het is de aandacht die de ruiter moet hebben voor de constante stuwkracht van beide achterbenen. De ruiter moet er voor zorgen dat de achterbenen tot in de hoogste verzameling voorwaarts blijven bewegen.
Het voorwaarts gaan heeft prioriteit en is daarmee ons eerste ijkpunt. Hebben we grip op het goed voorwaarts bewegen van beide achterbenen dan gaan we het paard rechtrichten. Een rechtgericht paard heeft geleerd om met de achterbenen in de afdruk van de voorbenen te treden. Ieder paard is van nature scheef en loopt dus rechts of links aan het zwaartepunt voorbij en komt daardoor niet in evenwicht. De natuurkundige verklaring is eenvoudig – hoe dichter een kracht ( in dit geval de stuwkracht van de achterbenen ) zich bij het zwaartepunt van het gewicht bevindt, hoe effectiever is de inwerking. Een paard dat niet heeft geleerd om rechtgericht te bewegen komt nooit tot volledige ontplooiing. Het verbruikt energie die niet in draagkracht wordt omgezet.
De voorwaarts bewegende achterbenen moeten het paard op een zo efficiënt mogelijk manier gaan dragen, waardoor het paard in evenwicht gaat op de lange zijde en op alle gebogen lijnen.
Behalve de natuurlijke scheefheid is ook het breder zijn van de heupen ten opzichte van de schouders een oorzaak van het scheefgaan. Er zijn twee oorzaken om scheef te gaan en dat maakt het rijden niet gemakkelijker.
Belangrijk is dat ik altijd de voorhand op de achterhand uitricht en daarmee formuleer ik het tweede ijkpunt. In alle gevallen dient de voorhand in lijn gebracht te worden met de achterhand. Een verplaatsen van de achterhand ten opzichte van de voorhand, maakt dat het paard direct op de voorhand komt.
Middels diagonale hulpengeving breng ik steeds weer de voorhand in lijn met de achterhand. Meestal loopt de voorhand naar buiten en is het maar al te verleidelijk om de achterhand ook iets naar buiten te brengen met het binnenbeen. Niet doen. Hou vast aan de ijkpunten voorwaarts heeft prioriteit en breng de voorhand in lijn met de achterhand. (verplaats dus de schouders tov de heupen) Sommige paarden lopen ( met name op de linkerhand ) met de voorhand naar binnen. Ook in dat geval de schouders naar buiten brengen – met behoud van stelling – totdat de achterbenen weer in de afdruk van de voorbenen terecht komen
Al met al is deze rode draad van het rijden niet eenvoudig te onderhouden. Zeker als we vervolgens op gebogen lijnen gaan rijden en ons paard bij iedere toename in buiging meer gewicht moet opnemen. Hoe kleiner de volte, hoe sterker de buiging en hoe meer inspanning de achterhand moet leveren.
In deze schematische tekening wordt de hulpengeving op de volte weergegeven. Het binnenbeen drijft het paard naar de begrenzende buitenteugel en het begrenzende buitenbeen. Het begrenzende buitenbeen zorgt ervoor dat het paard rechtgericht blijft, dus niet uitzwaait met de achterhand. Echter wanneer het paard met de voorhand naar binnen komt kan het nodig zijn om de schouders, bij voorkeur met beide teugels iets naar buiten te brengen.
Omdat er twee oorzaken zijn voor het scheeflopen blijft het rechtrichten een voortdurend punt van aandacht. Er is echter hulp: namelijk van het paard zelf.
Een rechtgericht paard gaat in evenwicht en zelfhouding. De ruiter komt gecentreerd op het vlijtig voorwaarts gaande paard te zitten en heeft een lichte en gelijke aanleuning op beide teugels.
En daarmee zijn we bij het derde ijkpunt: het zitgevoel. Het goede zitgevoel moet behouden blijven op de voltes en in de zijgangen. Zijn bovendien takt en tempo aangenaam en is de aanleuning op 2 teugels dan is het paard voorwaarts en rechtgericht.
Gaat het paard op enig moment tegen de hand dan is er sprake van onbalans en gaat het paard weer scheef.
Ijkpunt 1: Voorwaarts is belangrijker dan zijwaarts
Ijkpunt 2: Breng altijd de voorhand in lijn met de achterhand
Ijkpunt 3: Op gebogen lijnen en in de zijgangen moeten takt, tempo en zitgevoel behouden blijven